In de winter van 2025 zoeken Ad en zijn motormaten een doel voor een motorritje. Dan ontdekt een van hen, Klaas, op Facebook de aankondiging van de Tatransky Oldtimer Rally in Slowakije, waarbij een Tsjechisch-Slowaakse BSA Club zou worden opgericht. De vrienden zien hierin meteen de perfecte aanleiding voor een rit door Oost-Europa. Na hun bezoek aan het perfect georganiseerde evenement in Slowakije zetten de mannen koers naar Hongarije, voor elk van hen onbekend gebied. Vanuit het zadel van zijn trouwe BSA doet Ad wederom verslag in dit deel 2 van hun Oost-Europese avontuur…
Twee BSA’s en een Norton rollen richting de grens met Hongarije. ’s Morgens was het droog maar bewolkt, de perfecte omstandigheden voor een mooie rit en dat werd het!
Op avontuur door Oost-Europa met klassieke Britten #1
LAMME VLERK
We passeerden de grens bij Balassagyarmat en vierden de binnenkomst in dit nieuwe land met broodje döner bij het eerste winkelcentrum. Vervolgens naar Vac en we namen daar de pont over de Donau. Daarna was het niet ver naar Szentendre waar we neerstreken op camping Pap Island, 10 km ten noorden van Boedapest. Mijn motor schakelde die dag slecht en het schakelpookje hing er bij als een lamme vlerk. Ik nam aan dat de schakelveer was gebroken. Ik had ‘natuurlijk’ zo’n veer bij me. Het vervangen zou niet veel om het lijf hebben, dus we doken eerst het zwembad in. Toen ik het buitendeksel van de versnellingsbak had verwijderd, bleek de schakelveer nog in goede staat te zijn maar het plaatje daarachter was gebroken. Klaas kwam al snel met het idee om het plaatje, de ‘gear change stop plate’, te lassen maar waar doe je dat op zondagmiddag? De volgende ochtend was de technische dienst van de camping aanwezig en die bleek over een goed ingerichte (maar wel rommelige) werkplaats te beschikken waar wij gebruik van mochten maken. Klaas laste de twee delen van het plaatje vast aan het asje en minder dan een uur later was de motor weer rijklaar. Hij schakelde perfect en heeft geen problemen meer gegeven. De route naar het Balatonmeer liep via Zsámbék en Székesfehérvar. Daar vonden we een geschikt lunchadres. We hadden onze maaltijd nauwelijks naar binnen gewerkt of er brak een wolkbreuk los. In het restaurant hebben we deze hoosbui dus maar even afgewacht. Gelukkig duurde dit niet lang en via Várpalota en Vezprém reden we verder naar het meer. Bij Badacsony-Tomaj vonden we een mooie camping aan het water. Deze dag reden we maar een kort ritje van 200 km. Dat kwam goed uit omdat we later dan gewoonlijk van de camping waren vertrokken in verband met de reparatie.
DORPSGEK
Het weer was duidelijk omgeslagen, het was fris en het regende regelmatig. Dit werd Klaas noodlottig want 10 km na ons vertrek ging hij in een bocht onderuit. Hij reed voor me en plotseling zag ik hem slingeren. Hij deed zijn best om de motor onder controle te krijgen maar toen hij het stoeprandje van de middenberm raakte was er geen houden meer aan ging hij tegen de vlakte. Gelukkig viel de schade, zowel aan Klaas als aan de motor, erg mee. Het gebeurde in een normale bocht naar rechts, maar het wegdek bleek spiegelglad te zijn. Via Tapolca reden we naar Sümeg waar we op een bergtop een indrukwekkend kasteel zagen liggen. We vervolgden onze rit naar Vasvár en Körmend en passeerden bij Rábafüzes de grens met Oostenrijk. Het was inmiddels opgehouden met zachtjes regenen en nu kwam het water werkelijk met bakken uit de lucht. Het eerste gebouw na de grensovergang had een grote overkapping. Toen we de motoren daar parkeerden nodigde de eigenaar ons uit te komen schuilen. Het was geen weer om te kamperen dus toen we in de buurt van Graz waren probeerden we een hotelletje te vinden. Dat was nog niet zo eenvoudig want de eerste drie hotels waren gesloten. Uiteindelijk vonden we een plekje in Semriacher Hof, een hotel in de bergen in het afgelegen dorp Semriach. Bijna alle kamers werden bezet door een buslading bejaarde Duitse toeristen die ’s avonds werden vermaakt door de plaatselijke dorpsgek op een accordeon, samen met zijn maatje op gitaar. Hij had een hoge krijsende stem maar zijn Duitse publiek vond het leuk (wij niet!). Toen we die avond naar de weersverwachting keken bleek het in heel Oostenrijk en in de Alpen slecht weer te worden. Ons plan om een aantal bergpassen in de Dolomieten, inclusief de Stelvio, te rijden hebben we daarop afgeblazen. In de regen, op een pas met haarspeldbochten, leek ons geen goed idee en bovendien had Klaas nog de bibbers van zijn recente valpartij. We besloten om richting Salzburg te rijden en daarna Duitsland in om zodoende onze reis in te korten.
REGENGAT
Het was fijn om onze spullen te kunnen drogen en lekker te slapen, dus de volgende dag gingen we vol goede moed verder. ’s Morgens was het droog maar erg fris (koud is het alleen op de Noordpool). We reden een stukje snelweg naar Bruck an der Mur en hoopten dat we niet werden gesnapt, want we hadden geen (digitale) tol betaald. Daarna via de Bundestrasse naar Leoben en Trieben waar we in een konditorei koffie dronken. De weg naar Liessen en Bad Aussee was prachtig en rustig en het schoot lekker op. We kenden deze omgeving van drie jaar geleden toen we hier ook waren tijdens onze Maudes Memorial Run. We wilden net vóór Salzburg kamperen en vonden een plekje op een boerencamping aan de Wolfgangsee. Er stond weliswaar een bordje ‘Besetzt’, maar voor drie kleine tentjes was nog wel een plekje. Er waren verder geen voorzieningen op de camping. Voor Klaas was dat geen probleem want hij kookte zijn eigen potje, maar Rob en ik hadden geen voedselvoorraad bij ons. Wij reden 5 km terug naar Strobl, haalden in de supermarkt een ontbijt voor de volgende ochtend en vielen een pizzeria binnen. Toen ik mijn motor parkeerde kwam er een man naar me toe die vroeg of het een NSU was. Ik heb al een hoop domme vragen over mijn BSA gehoord, maar deze… Terug op de camping bleek Klaas gezelschap te hebben gekregen van twee fietsdames met wie hij het heel gezellig had. Salzburg staat bekend als een regengat en de stad deed haar reputatie eer aan. Na circa 10 km op de Duitse snelweg stopte de motor van Klaas ermee. De weg had geen vluchtstrook, maar er was gelukkig wel een pechplek waar ik rechtstreeks naar toe reed. Rob bleef met knipperende richtingaanwijzers achter Klaas rijden en ik heb geholpen de motor heuvel op te duwen naar de vluchthaven. Na een tijdje prutsen startte de A1065 weer. Hij had dit kwaaltje al eerder vertoond; het was te wijten aan vocht in de ontsteking. We namen de eerste afslag, waar een benzinestation was. Tijdens de koffie kregen we een telefoontje van Piet. Hij was naar ons onderweg en stond nog steeds bij zijn hotelletje in de buurt van Frankfurt. Hij probeerde al drie uur lang zijn motor te starten maar dat lukte niet. Klaas gaf hem diverse tips. Uiteindelijk bleek dat de grondplaat met de contactpuntjes los zat. Toen Piet die had vastgezet werd hij weer een blije rijder. We hadden die avond afgesproken op een camping aan de Wörthsee, ten westen van München. Het was inmiddels droog geworden en de binnendoor-route ernaar toe, via Bad Tölz, was prachtig. De camping bleek de mooiste van onze reis te zijn. We stonden aan het water, het was heel rustig en er was een prettig restaurant bij. Een uur of twee na onze aankomst daverde Piet het terrein op en was de ploeg eindelijk compleet
LINKS AFGESLAGEN
De volgende dag, het was inmiddels vrijdag, raakten we elkaar na een kwartier al kwijt. Bij een wegopbreking konden we niet verder en moesten we keren. Klaas en Rob keerden als eersten en reden weg. Piet en ik wilden volgen, maar toen verloor Piet het houten blokje dat hij altijd onder zijn standaard legt. Ik stapte af om het op te rapen. Op het eerste kruispunt waren Klaas en Rob in geen velden of wegen te bekennen. Wij namen aan dat zij linksaf waren geslagen en deden dat ook. We gaven flink gas, maar na tien minuten hadden we ze nog steeds niet in het zicht. Toen besloten we onze eigen route te rijden naar Sigmaringen, met het idee dat we ze misschien onderweg, of anders bij de camping wel tegen zouden komen. We reden wederom een leuke landelijke route met een stop in Babenhausen. In Sigmaringen aangekomen zaten Klaas en Rob prinsheerlijk aan het bier op een terrasje op 200 meter voor de camping. Zij vertelden dat zij bij de wegopbreking rechts waren afgeslagen en toen zij ons niet zagen, zijn terug gereden. Wij waren toen al links afgeslagen.
De camping lag aan de Donau, met een grasveld voor tentkampeerders naast het restaurant en het sanitair. Mijn reisgenoten gaven zich over aan de genoegens die de horeca kan bieden, maar ik vond het hoog tijd voor een beetje cultuur en ben het stadje ingelopen. Ik werd beloond met veel schilderachtige gevels en een prachtig kasteel aan de rivier. Het wordt bewoond door Karl Friedrich van Hohenzollern. Bij terugkomst bleek ons grasveldje te zijn volgebouwd met tentjes van fietsers. Een klein stukje terug, richting de ingang van de camping, stonden hutten die werden bevolkt door schoolkinderen die tot ver in de nacht over de camping en bij het sanitairgebouw hebben rondgespookt. Waarschijnlijk waren ze voor het eerst zonder pappa en mamma op vakantie en dan valt er heel wat te beleven.

GUTE NACHBARSCHAFT
Het restaurant op de camping was tot 12 uur gesloten, daarom hebben bij een konditorei aan het begin van het stadje ontbeten. De volgende stop was Freudenstadt waar we koffie dronken op de Marktplatz. Dit is met zijn afmetingen van 219 x 216 meter het grootste marktplein van Duitsland. Ondanks zijn grootte is het bijzonder sfeervol met rondom een arcadengalerij waarin circa 200 winkels en restaurants zijn gevestigd. Hier ontmoetten we een Zwitserse Ducati-rijder die vertelde dat in de Alpen de sneeuwgrens was gedaald van 3000 naar 2000 meter waardoor alle hogere bergpassen waren gesloten. Bovendien voorspelde de weersverwachting voor Bad Aussee de hele week regen. Het is dus een verstandig beluit geweest om de Stelviopas letterlijk links te laten liggen en het voorwiel naar Duitsland te wenden. We lieten de stad achter ons en volgden de borden Baden-Baden, door het Zwarte Woud. Een paar kilometer ten noorden van Baden-Baden vaart een pontje over de Rijn naar Frankrijk. Het was een heel bijzonder pontje: de stuurhut en machinekamer stonden midden op de pont en de auto’s moesten hier omheen parkeren. Er konden maar weinig auto’s op en aanhangers werden niet toegelaten. Wij hadden gelukkig geen moeite om een plekje te vinden.
Na de pont sloegen we rechtsaf een weg in die na korte tijd veranderde in een fietspad. Een paar verbouwereerde fietsers vroegen zich ongetwijfeld af: ‘Wat doen die halve zolen hier met die motoren?’ Via een bruggetje over de Sauer reden we Munchhausen in en moesten we natuurlijk meteen aan de baron denken. Vervolgens over de D248 langs het trainingscomplex van een motorcrossclub en daarna langs een terrein met veel zonnepanelen waartussen honderden nieuwe auto’s stonden geparkeerd. Die waren hoogst waarschijnlijk aangevoerd via de grote rijnhaven van Lauterbourg en misschien wel verscheept vanuit Rotterdam. Toen we bij de ‘camping municipal’ parkeerden, viel Klaas om, zo de bosjes in. De zijstandaard van zijn motor was afgebroken.
Het was een drukke camping en het leek wel een concentratiekamp. Er stonden hekken omheen en je kon alleen binnen komen met behulp van een digitale sleutel. Dat ben ik niet gewend in Frankrijk en zeker niet bij een camping municipal! Toen de tenten waren opgebouwd en we naar het restaurant liepen voor een verfrissing, zagen we dat de achterband van Robs Norton plat was; de oorzaak was een parker in het loopvlak. Rob liet hierdoor zijn stemming niet bederven want hij had een reserve binnenband en een compressor bij zich. De reparatie ging voorspoedig maar de compressor bleek niet voldoende vermogen te hebben. Een sympathieke Duitse achterbuurman, die met aanhanger en Husqvarna was, bood zijn compressor aan. Die blies de band moeiteloos op. Een licht rinkelend geluid bleek te worden veroorzaakt door een gebroken spaak. Rob kon hem wel uit de nippel draaien maar vervangen wordt een winterklusje. Later die avond kregen we van de buren twee glazen met een lekker drankje wegens de “gute Nachbarschaft.”
ZYLINDERHAUS
Het ‘concentratiekamp’ lag op loopafstand van de grens, dus we waren zondagochtend snel terug in Duitsland. We reden een mooie route door Saarland naar Bernkastel-Kues aan de Moezel waar Klaas een interessant museum wist. Het ‘Zylinderhaus’ lijkt een oude fabriek of pakhuis, maar is dat niet. Het is helemaal nieuw ontworpen en gebouwd met een staalconstructie. Een beetje nep is het wel want de ‘bakstenen’ gevel bestaat uit steenstrips en de detaillering laat hier en daar te wensen over. Dat neemt niet weg dat het er imposant uitziet. Het museum huisvest een collectie van meer dan 150 voertuigen, waaronder auto’s, motorfietsen en fietsen. De tentoongestelde stukken variëren van klassiekers uit het begin van de 20e eeuw tot moderne modellen. Zij zijn wel allemaal van Duits fabricaat en de verzameling motorfietsen bestaat slechts uit lichte motortjes uit de jaren ’50. De tentoonstellingszalen zijn aangekleed met veel oude posters en er zijn diverse oude winkeltjes ingericht. De ouderen onder ons zullen zich veel van de tentoongestelde auto’s nog herinneren. (Check meer info over het museum hier) Na deze interessante onderbreking vervolgden we onze rit naar Kyllburg. Rechtstreeks zou het niet meer dan 50 km zijn, maar via allerlei geitenpaadjes met een slecht wegdek en haarspeldbochten maakten we aanzienlijk meer kilometers. Via een super steil weggetje naar beneden kwamen we op de camping die aan een riviertje lag. Wat een verademing vergeleken bij onze vorige pleisterplaats! Hier geen hekken, slagbomen of digitale sleutels, maar een gemoedelijke sfeer en ook geen sleutel of code om naar de WC te gaan zoals tegenwoordig bij veel Duitse campings het geval is. Aan het einde van de middag kwam onze voorzitter het terrein oprijden. Henk fungeerde als ontvangstcomité (daar heb je een voorzitter voor) en zou de volgende dag met ons mee terug rijden. Nu we met ons vijven waren werd het ’s avonds extra gezellig. Hoewel je in grote delen van Duitsland prachtig kunt rijden heeft dit land één groot nadeel: op kleine weggetjes die vaak geen wegnummer hebben, staat alleen het eerstvolgende dorp aangegeven en niet een grotere plaats waar je je op kunt richten. Het is dan wel eens lastig om de juiste route te vinden. Je bent dan bijna afhankelijk van navigatie, de zon of een kompas.
PRACHTIG
Op onze laatste reisdag regende het ’s morgens tijdens het ontbijt, dus rijden op de zon werkte niet en mijn kompas had ik thuis gelaten. Piet nam het voortouw en leidde de groep van vijf richting Bitburg. Toen we na 10 km een bord ‘Prüm’ zagen was het simpel; Van hier naar Schleiden en Aken en had je geen kaart of navigatie meer nodig. Het was rustig op de weg die prachtig door de Eifel slingerde. Groot was daarom onze verbazing toen Piet plotseling linksaf sloeg en ons de Belgische rimboe instuurde. Ik dacht aanvankelijk dat we een klein stukje zouden afsnijden en bij Monschau op de B258 zouden uitkomen, maar we reden via Sourbrodt, Barraque Michel (het hoogste punt van België) en Eupen richting Aken. In kilometers was dit de kortste route, maar het was zeker niet de snelste of de makkelijkste. Vlak vóór de oude keizerstad (Karel de Grote ligt hier begraven) namen we de snelweg naar huis. Thuis bleek dat we bijna 4.000 km hadden gereden in de 16 dagen van ons prachtige Oost-Europa avontuur.
Fotografie: het voltallige Oost-Europateam