Motorolie wordt voor een groot deel gemaakt van aardolie en afgedankte motorolie wordt vaak verbrand. Daaruit ontstaat CO2. En dat zorgt weer voor de opwarming van de aarde. Het moet dus milieuvriendelijker. Motul introduceert daarom de Next Generation motorolie, kortweg NGEN.
De kwaliteit van motorolie wordt door twee grote factoren bepaald: de kwaliteit van de basisolie en de kwaliteit van het additievenpakket. Nu zijn er in principe twee soorten motorolie: mineraal en synthetisch. Minerale motorolie is rechtstreeks afkomstig uit ruwe aardolie. Aardolie is een mengelmoes van allerlei koolwaterstoffen, die uit de grond wordt gepompt. Een belangrijk verschil tussen die moleculen is de lengte van de ketens: lange koolwaterstofketens hebben een hoog kookpunt, korte ketens een lage. Dat kun je gebruiken om ze van elkaar te scheiden via destilleren. Daarbij stook je de boel op tot alles verdampt, dan leid je de dampen door een staand destilleervat, waarin het naar boven toe steeds kouder wordt. Bij het afkoelen veranderen de dampen weer in vloeistof, waardoor ze neerslaan. Onderin het vat slaan de dikke delen neer, verder naar boven steeds dunnere. Zo haal je onder meer gassen, benzine, dieselolie, smeerolie en stookolie uit de ruwe aardolie. Minerale smeerolie is dus een verzameling van stoffen met hetzelfde kookpunt, die door destillatie zijn verkregen.
Techniek Motul Boost & Clean: chemische probleemoplosser
Ook fossiel
Synthetische olie komt heel anders tot stand. Die maak je in een laboratorium door kleine deeltjes aan elkaar te plakken tot je een koolwaterstof van de gewenste lengte hebt. Voor het maken van motorolie wordt daarvoor vaak etheen ((C2H4)) gebruikt. Etheen kan door een kraakproces worden gefabriceerd uit nafta, methaan, propaan of butaan, dat meestal afkomstig is uit aardolie of aardgas. Dus ook uit fossiele brandstoffen. Wanneer afgewerkte, synthetische aardolie met deze herkomst wordt verbrand, voegt dat dus ook CO2 toe aan de atmosfeer. Het goede nieuws is wel, dat etheen eventueel ook kan worden gemaakt uit bio-ethanol, dus uit een natuurlijke bron. Datzelfde geldt voor esters: die kun je maken door vetzuren en alcoholen met elkaar te laten reageren. Esters hebben heel goede smeereigenschappen. Afhankelijk van waar je de (vet-)zuren en alcoholen vandaan haalt, kan het dus hernieuwbaar zijn.
Dopes
Om de olie nog verder te verbeteren, worden nog talloze additieven of dopes aan de olie toegevoegd: dopes om oxidatie tegen te gaan, om vuil op te lossen en zwevend te houden, om schuimvorming te voorkomen, en om frictie tegen te gaan, om er maar een paar te noemen. Dan zijn er nog dopes die de viscositeit beïnvloeden. Olie wordt namelijk steeds dunner als het opwarmt en dat is lastig. Ontwerp je een motor zo, dat alle lagerspleten en dergelijke goed gesmeerd worden met een dikke olie, dan zijn de spleten te groot als de olie heet is. Ze loopt dan te snel weg, de druk valt weg en de smeerfilm wordt te dun. Maak je de lagerspleten zo dun, dat de oliedruk bij warme temperaturen en een dunne olie intact blijft, dan kan de dikke olie bij lage temperatuur niet snel genoeg rondgepompt worden en bereikt ze delen van de lagers niet, waardoor er slijtage plaatsvindt.
Multigrade
Het zou het mooiste zijn als de viscositeit, de vloeibaarheid van de olie, over een groot temperatuurbereik constant blijft. Dat is niet haalbaar, maar het dunner worden is wel af te remmen door een viscositeit-index-verbeteraar. Dat is een lang molecuul dat zich oprolt als het koud is en uitrolt als het warm wordt. Zo zorgt het ervoor dat olie minder snel dun wordt als ze opwarmt. Zo heeft 15W-40 olie koud dezelfde viscositeit als SAE 15-olie, terwijl hij bij 100° Celsius even dik is als SAE 40. Olie met zo’n verbeteraar noemen ze dan ook een ‘multigrade’-olie. Synthetische olie heeft van zichzelf een stabieler viscositeitsverloop. Daarom is er minder VI-verbeteraar nodig om een goede multigrade-olie te maken. Dat is zeker interessant voor motorfietsen, omdat de transmissie daar met motorolie wordt gesmeerd. VI-verbeteraar kan tussen de tandwielen vermalen worden, waardoor ze minder goed werken. Een synthetische olie blijft dus langer ‘goed’.
Veel olie
Hoe goed je motorolie ook is, er komt een moment dat de dopes in de motorolie uitgewerkt zijn en de olie verzadigd raakt met vuil, brandstofverdunning en slijtagedeeltjes. Dan moet de olie worden ververst. De afgewerkte olie wordt afgevoerd. Maar waar gaat het heen? Een belangrijke vraag, want we hebben het hier niet over een paar liter of een jerrycan of twee. Volgens het magazine TopGear zouden er op dit moment zo’n 1,4 miljard auto’s op de aardbol rondrijden. Er zouden volgens schattingen ook ongeveer 600 miljoen motorfietsen en 400 miljoen vrachtwagens zijn. Of die getallen precies kloppen is de vraag, maar het geeft je in ieder geval een idee van de orde van grootte. Het gevolg is in elk geval dat er wereldwijd jaarlijks 36 miljoen ton afgewerkte motorolie wordt afgevoerd. In Europa werd in 2017 volgens de Europese Commissie alleen al 1,64 miljoen ton afgewerkte olie ingezameld, om je een idee te geven. Een deel daarvan wordt geraffineerd en opnieuw gebruikt, een deel wordt als brandstof gebruikt in verwarming- of energie-installaties.
Motul NGEN
Het zou dus een goed idee zijn als die verwarming- en energie-installaties een milieuvriendelijkere energiebron zouden vinden en er een groter deel van de afgewerkte olie op een of andere manier opnieuw zou kunnen worden gebruikt. Bijvoorbeeld om er nieuwe smeerolie van te maken. Dat is precies wat Motul doet met de nieuwe NGEN-motorolie: ‘We hebben de plicht om onze belasting op het milieu te verminderen’, stelt Erik Drost, Area Manager Benelux van Motul. ‘Daarnaast wordt het oppompen van olie steeds moeilijker en duurder. Het is dus logisch om naar hergebruik te kijken.’ Daarvoor heeft Motul een raffinaderij gevonden die gebruikte motorolie opnieuw raffineert: ‘De raffinaderij test de ingezamelde olie. Mensen willen nog wel eens ander chemisch afval met motorolie mengen en dan is het niet bruikbaar als grondstof. Er wordt dus eerst een analyse van de partij olie gemaakt, om zeker te zijn van de kwaliteit.’
Is de partij afgewerkte olie van goede kwaliteit, dan worden metaaldeeltjes en andere vaste delen die door slijtage van het motorblok in de motorolie terecht zijn gekomen, eruit gefilterd. Dan wordt de olie opnieuw in een destilleertoren verwerkt. De olie wordt dus niet alleen maar gezeefd en opgepept, de olie wordt net als bij ruwe aardolie gedestilleerd, zodat lichte en zware delen worden gescheiden van de moleculen, die geschikt zijn voor smeerolie. ‘Het is dus niet te zeggen of de basisolie een synthetische of een minerale oorsprong had, want de afgewerkte olie was waarschijnlijk een mengsel van die twee. Het doet er ook niet toe, het belangrijkste is dat we weer een kwalitatief zeer hoogwaardige basisolie hebben gecreëerd,’ aldus Erik Drost.
Zelfde behandeling
De op deze wijze verkregen basisolie wordt op dezelfde manier behandeld als de inmiddels zeer bekende Motul 5100- en 7100-olie. Er worden dopes en VI-verbeteraars aan toegevoegd en er worden synthetische esters toegevoegd om de kwaliteit naar een hoger niveau te brengen. ‘Daarvoor gebruiken we dezelfde estertechnologie als bij de 5100 en de 7100. Deze technologie zorgt voor een enorm goede hechting aan metalen en garandeert daardoor een hele sterke smeerfilm,’ aldus Erik Drost. Het resultaat is een smeerolie die de CO2-voetafdruk met 70 tot 80% vermindert, maar die volgens Motul de kwaliteit van de als top-olie bekendstaande 5100 en 7100 nog overtreft. ‘Om die reden noemen we de olie ook NGEN 5 en NGEN 7, dat trekt een parallel naar de bestaande generatie. Het moet duidelijk zijn dat de kwaliteit vergelijkbaar en zelfs beter is, voor een vergelijkbare prijs. Je gaat niet meer betalen voor een slechter product, je krijgt een top-olie met dezelfde technologie als bij de bestaande olie, maar dan met een veel lagere footprint. Hoe je het ook wendt of keert, dit is de toekomst van smeermiddelen.’