Met drie BSA’s en een Norton op avontuur met de Smyrna-Express #1

Gepubliceerd:

Tijdens de beurs van Wormer ontstond het plan om in de zomer van 2024 een grote reis op de motor te maken. Klaas stelde voor de Stelviopas te beklimmen en door te rijden naar Samobor bij Zagreb om daar het huis te bewonderen dat Niko onlangs had gekocht en verbouwd. Rob had een jaar eerder al voorgesteld om zijn vriend en collega Ohran in Turkije te bezoeken. Aangezien we in Zagreb al halverwege zouden zijn, lag het voor de hand door te rijden naar Izmir/Smyrna. Piet, die vorig jaar al liet zien heel enthousiast te zijn toen hij alleen, op de A10, bijna 3.000 km door Frankrijk had gereden vulde ons kwartet aan, zodat we van start gingen met drie BSA’s en een Norton. De startdatum werd vastgesteld op 1 juni en eindelijk ging het grote avontuur beginnen!

Aanvankelijk waren we van plan om door Duitsland (het Zwarte Woud) en Zwitserland te rijden, maar toen ik een paar dagen vóór ons vertrek de weersverwachting voor die streek bekeek, waren de voorspellingen heel somber met veel regen en sneeuw in de Alpen. Sommige bergpassen waren nog steeds, of weer opnieuw, afgesloten. Volgens onze geplande route over de Berninapas was Italië onbereikbaar. De pas was weliswaar open maar er lag sneeuw en auto’s waren verplicht met sneeuwkettingen te rijden. We besloten daarom onze route om te gooien en niet met de klok mee maar tegen de klok in te rijden, via Frankrijk.

COMPLET

De eerste dag reden we snelweg tot Maastricht en daarna door de Ardennen naar Luxemburg. In de gelijknamige hoofdstad hadden we een camping op het oog, maar bij aankomst werden we verrast door een bordje ‘complet’. Rob en Piet lieten zich hierdoor niet afschrikken en stapten de receptie binnen. Met een brede grijns kwamen zij even later naar buiten want hoewel de camping ‘vol’ was voor sleurhutten en woonwagens, was er voor ons, tentkampeerders, nog volop plek. De tweede dag reden we naar Dole. De camping bleek een zompige aangelegenheid te zijn met doorweekte grasvelden die niet uitnodigden om onze tentjes op te zetten. Gelukkig konden we hier een vakantiehuisje huren. De route via Lons-le-Saunier en de Col du Frêne leidde ons daarna naar St-Michel-de-Maurienne. De pas was met 950 meter niet echt hoog, maar het was een mooie weg die al een beetje het gevoel gaf dat we in de bergen reden en naarmate we zuidelijker kwamen werd de route steeds mooier.

HANNIBAL

De dame van de camping vertelde dat de secundaire weg naar Modane was afgesloten. Niet vanwege sneeuw, maar vanwege steenval. Daardoor waren we genoodzaakt de snelweg door de tunnel te nemen. We namen de eerste afslag naar Modane waar we stopten voor de koffie. Vervolgens gingen we de Col du Mont Cenis over die met een hoogte van 2083 meter een echte bergpas kan worden genoemd. Op pashoogte lag nog sneeuw. We werden daar aangesproken door een oude vrouw in klederdracht (of waren het lompen?) die in een onverstaanbaar dialect een heel betoog hield over Napoleon en de piramide van Austerlitz. Even later bleek dat, ruim 2200 jaar geleden, Hannibal met zijn olifanten deze route had genomen toen hij Rome probeerde aan te vallen. Het huidige tracé werd aangelegd tussen 1802 en 1805 in opdracht van Napoleon die er diverse keren gebruik van maakte. Tijdens de afdaling was ik blij dat mijn verlichting werkte, want op sommige plekken was de mist zo dik als gortepap. Na de mist kregen we een klein beetje regen. Een eindje voorbij Turijn, bij Asti, vonden we een camping. Daar ontmoetten we een Duitser uit Berlijn die vertelde dat in Zuid-Duitsland de snelwegen volledig onder water stonden.

SNELWEG

Bij het bestuderen van de kaart bleken er drie opties te zijn om in Ancona te komen: 1: geitenpaadjes, 2: de (ongetwijfeld drukke) secundaire weg door grote steden als Piacenza, Parma, Modena en Bologna of 3: de snelweg. Met de ervaring van de vorige dag (veel rotondes) besloten we voor de snelweg te kiezen. Dat is weliswaar een onaantrekkelijke route, maar het schiet wel op. Onder het motto van ‘geen getob, gas d’r op’ kwamen we die middag, na een rit van 250 km, om 13.45 uur al aan op de camping in Modena. Die stad bleek een knooppunt te zijn van de noord-zuid route (Verona-Rome) en de west-oost route (Turijn-Milaan-Ancona). Naast de camping lag een groot parkeerterrein en er was een ‘Ristorante Turismo’. Dat was de perfecte plek voor ons diner. Je kunt zeggen wat je wilt van Italianen, maar ze kunnen uitstekend koken en serveren geen kleine porties. Dat dachten de vele vrachtwagenchauffeurs blijkbaar ook. Het gigantische parkeerterrein stond bomvol met vrachtwagens en de truckers lieten zich de Italiaanse specialiteiten goed smaken. Aan de andere kant van de camping waren nog twee van dit soort restaurants met een groot parkeerterrein. Na weer een snelle rit kwamen we op donderdag al om 13.00 uur aan in de haven van Ancona. We hadden geluk dat diezelfde avond om 19.00 uur de boot naar Durrës in Albanië zou vertrekken. Voor een schappelijke prijs konden we de overtocht inclusief een vierpersoons hut boeken.

ALBANIË

Het was een lange overtocht zodat we pas om 11.00 uur van boord konden. Op de River Side Camping in Berat werden we hartelijk ontvangen, maar deze locatie bleek meer geschikt te zijn voor campers dan voor tentjes. Rob was er intussen achter gekomen dat het carburateurrubber van de Commando gescheurd was, waardoor de motor valse lucht aanzoog en slecht liep. Langs de doorgaande weg door Berat ontdekten we een zaak in automaterialen. De eigenaar kon Rob niet aan het juiste rubber helpen, maar misschien wist hij een andere oplossing. Hij belde een kennis die een motorreparatiewerkplaats had. Deze vriendelijke Albanees kwam ons met zijn brommertje ophalen en bracht ons naar zijn bedrijfje. Daarna ging hij op zoek naar een slang van de juiste maat. Hij kwam terug met een oude radiatorslang met de goede diameter. Daar kon hij twee stukken van afsnijden die goed op de Norton pasten. Hij kon ons nog met iets anders helpen want zijn neef beheerde een camping in het stadje. De camping was niet groot maar heel verzorgd en er was schaduw. ’s Avonds heeft de vrouw van de campingbaas voor ons een heerlijke Albanese maaltijd gekookt. De wijn was gemaakt door een buurman, ze smaakte prima en kostte slechts € 5,- voor anderhalve liter. Terwijl wij de schaduw opzochten, belde Klaas naar huis en hoorde hij dat het in Schagen hagelde. Onze route naar het zuiden liep naar Gjirokaster. Verdwalen kun je niet in Albanië want er loopt maar één weg naar de grens met Griekenland. Tijdens een tankstop kwam de benzineman naar ons toe en hij gaf ons elk een T-shirt. We waren stomverbaasd over zoveel vriendelijkheid. Camping Familia in Gjirokaster was een mooie overnachtingsplek met een goed restaurant en een klein grasveldje waar onze tenten konden opzetten.

Indian Riders Fest 2024: waanzinnig goede entertainment, demo rides en Custom Show

GRIEKENLAND

De grensovergang naar Griekenland leverde geen moeilijkheden op. 25 km verder, in Kalpaki, reden we op een T-kruising bijna letterlijk tegen een bar aan waar we koffie konden drinken en een broodje konden bestellen. Er was nauwelijks verkeer, misschien ook omdat het zondag was. Via Ioannina reden we vervolgens naar Arta. In de binnenlanden van Griekenland zijn niet of nauwelijks campings te vinden, maar er zijn wel hotels. Het Arta Palace Hotel was heel groot en zag er luxe uit. Desondanks bleken wij de enige gasten te zijn. Misschien was men nog niet voorbereid op het toeristenseizoen want stukadoors waren bezig de buitengevels te pleisteren en het zwembad was nog leeg. De bar was gelukkig wel open, maar men kon niet voor een diner zorgen. Dat was geen probleem want een bezorgservice uit Arta bracht ons een prima maaltijd. Op maandag volgden we de secundaire weg nr. 5 naar het zuiden. Vroeger was dit de hoofdroute, maar na de aanleg van de snelweg die hieraan evenwijdig loopt is er nauwelijks verkeer. Zowel de motoren als wij kregen het zwaar te verduren want de temperatuur steeg al snel richting de 40 graden. Al deed ik niets dan nog zakten de zweetdruppeltjes van mijn voorhoofd in mijn ogen. De brug bij Antirrio, die naar Patra voert, lieten wij rechts liggen en volgden de kustroute die nu langs de Golf van Korinthe liep. Het was een mooie en rustige route die ons via Nafpaktos naar Itéa bracht. Een paar kilometer verder, bij Delphi, vonden we een mooie camping. We vermaakten ons die middag in het zwembad. Het was slechts 170 km naar Piraeus zodat we de volgende dag omstreeks twee uur al aankwamen in de haven. Ik had thuis al ontdekt dat er geen rechtstreekse veerdienst is van Griekenland naar Turkije. De enige mogelijkheid om toch die overtocht te maken is om de boot te nemen naar het eiland Chios en vandaar over te steken naar Cesme in Turkije. De boot zou om acht uur ’s avonds vertrekken dus we waren mooi op tijd. Een groot deel van de middag hebben we doorgebracht op een terrasje in de schaduw. In Nederland was die dag code geel afgekondigd (regen, storm, 10°C) en in Griekenland code rood i.v.m. de hitte van 40°C, droogte en gevaar voor bosbranden. We dachten dat deze temperatuur normaal was voor deze tijd van het jaar maar zelfs de Grieken werd het te heet.

BIJ OHRAN

Het was nog donker toen we om vier uur arriveerden op Chios. Op dat moment ging een van de havencafeetjes open zodat we daar konden zitten, koffie drinken en een broodje eten. Voor het café stonden vier dikke Harley’s geparkeerd met Turkse nummerplaten. Om acht uur vertrok de boot naar Cesme. We hadden geen idee hoe die boot er uit zou zien en verwachtten een ferry van het formaat waarmee we waren gekomen. Maar die ferry kwam niet. In een hoek van de haven lagen wel twee kleine bootjes. Die bleken dus de oversteek naar Azië te maken. Op onze (Griekse) boot was plaats voor (naar schatting) 50 passagiers. Voor onze vier motoren was ook een plekje en verder stond er nog één personenauto op. Een tweede had eventueel ook nog gekund maar dan zou de boot bomvol staan. De Harley-rijders gingen aan boord van de tweede (Turkse) boot die achter ons aan voer naar de overkant. Het was een oversteek van ruim een half uur naar Cesme. Daar begon de bureaucratie. Die Turkse gumrukkers (gümrük = douane) snapten helemaal niets van onze kentekenbewijzen. Ze keerden ze wel tien keer om omdat ze het merk van de motor niet herkenden. BSA en Norton stonden niet in hun digitale systeem en ondanks dat Rob op zijn pet met de merknaam Norton (of was het zijn voorhoofd) wees, wisten zij niet wat zij er mee aan moesten. Uiteindelijk kwam de chef erbij die besliste dat de motoren maar als BMW moesten worden geregistreerd. Die naam stond wel in hun systeem, bestond ook uit drie letters en begon ook met een B. Na meer dan een uur bureaucratisch geneuzel konden we eindelijk verder. Het was slechts 45 km naar Urla waar we Robs vriend en collega Ohran ontmoetten. Hij had jarenlang in Haarlem gewoond en met Rob samengewerkt, maar was een paar jaar geleden terug gegaan naar zijn thuisland. In Urla heeft hij een bedrijf opgezet waar hij polyester motorboten bouwt van circa 10 meter lang. Er is veel vraag naar deze boten, niet alleen in Turkije maar ook in Europa. Na de kennismaking en een rondleiding door de scheepshallen was het tijd voor de lunch. Ohran nam ons mee naar een hamburgerrestaurant van één van zijn kennissen. Daarna bracht hij ons naar het hotel. We hadden die middag afgesproken in de jachthaven van Urla. Ohran is pas gelukkig als hij op het water is en wilde dit geluk met ons delen. We voeren naar een eilandje waar we voor anker gingen en konden zwemmen en barbecueën.

BAZAAR

Om toch een stukje cultuur op te snuiven brachten we op donderdag een bezoek aan de bazaar in Izmir. Het was weer gruwelijk heet en geheel tegen onze principes reden we de rit van circa 40 km in een T-shirt en op gympies. Onderweg waren er veel politiecontroles en een keer werden we aangehouden. Toen de dienders zagen dat we buitenlanders waren mochten we doorrijden. Ohran vertelde die avond dat veel motoren, die in Turkije erg duur zijn, zonder verzekering rijden hetgeen de reden was voor de controles. De bazaar was overweldigend. Het oude gedeelte is overdekt door een gemetseld tongewelf. Daarop aansluitend loopt een wirwar van straatjes die zoveel mogelijk overdekt zijn om schaduw te creëren. Elk straatje heeft zijn eigen specialiteit waardoor alle winkels die een bepaald product aanbieden bij elkaar zitten. Zo was er een hele straat met schoenen en een afdeling met avond- en trouwjurken. Daarnaast werd je bijna verblind door het vele goud dat overal werd aangeboden. Turken zijn erg van de bling-bling en pronken graag met hun rijkdom. Zilver vinden ze materiaal voor sloebers, wie het kan betalen koopt goud. Midden in de bazaar stond een moskee. De deuren stonden uitnodigend open en na onze schoenen te hebben uitgetrokken gingen we naar binnen. Het bleek één grote vierkante ruimte te zijn met (Smyrna-?) tapijten op de vloer; daarom moet je je schoenen uittrekken. Die avond hadden we weer afgesproken met Ohran om in de haven een visje te eten.

Tekst & foto’s: Ad van Boheemen

Gerelateerde artikelen

Recente artikelen